Galaandoeningen
Gal wordt geproduceerd in de lever en tijdelijk ingedikt bewaard in de galblaas. Gal is een emulgator die nodig is voor de vertering en assimilatie van vetten en vetoplosbare nutriënten. Het galsap bestaat uit een mengsel van galzouten, galzuren, cholesterol, bilirubine en fosfolipiden.
De in de gal aanwezige galzuren worden in het ileum deels geresorbeerd en opnieuw door de lever uitgescheiden in de gal. Dit wordt de enterohepatische kringloop genoemd. Galzouten doorlopen deze entheropatische kringloop 15 tot 20 maal per dag en 2 tot 3 keer per maaltijd. Als de gal uitgewerkt is, verlaat deze het lichaam samen met de ontlasting.
Plantenvezels binden cholesterol en secundaire galzuren, waardoor de kringloop wordt doorbroken en er meer gal en cholesterol uitgescheiden wordt. Dit begunstigt het bloedcholesterolgehalte en verhoogt de galzoutenproductie[1].
Dikke gal en galstenen
De westerse leefstijl belast de lever. Overladen met exogene en endogene gifstoffen, heeft de lever het moeilijk om zijn functies uit te oefenen. Resten van afvalstoffen en cholesterol blijven achter in de lever, de galblaas en de galbuisjes. De gal dikt in waardoor galstenen gevormd kunnen worden[2,3]. Dikke gal en galstenen veroorzaken in 80% van de gevallen weinig tot aspecifieke klachten zoals gasvorming en winderigheid, pijn tussen de schouderbladen en het niet kunnen verdragen van vetten en vetrijke maaltijden.
Kenmerkende klachten
• Grijsachtige (stopverf) of geelachtige ontlasting
• Constipatie
• Intolerantie voor vet
• Gasvorming en winderigheid
• Vetdiarree (galzoutendiarree)
• Misselijkheid
• Geelzucht mogelijk
• Vermoeidheid en algemene malaise
• Hypercholesterolemie en hypoglycemie
• Hormonale klachten: hormonen zoals thyroxine, cortisol, oestrogeen en aldosteron worden geconjugeerd in de lever en afgevoerd via de gal
• Verstoord microbioom: meer kans op prikkelbare darm, hyperpermeabele darm en de aanwezigheid pathogene bacteriën, virussen en/of parasieten
Aanpak met actieve (fyto)nutriënten
Bietenconcentraat: Organisch geteeld bietenconcentraat (Beta vulgaris) stimuleert de productie van primaire galzuren en voorkomt constipatie, wat een risicofactor kan zijn voor galstenen. Daarnaast bevordert het de cholesterolexcretie. Bovendien is bietenconcentraat rijk aan betaïne en choline. Betaïne is een hepatotroop en lipotroop aminozuur. Choline is een substraat voor fosfatidylcholine en speelt onder meer een belangrijke rol in het cholesterolmetabolisme[2].
Lipase (pancreas): Pancreaslipase is het vetverteringsenzym uit de alvleesklier dat zorgt voor een betere vetvertering. De triglyceriden die door de gal zijn geëmulgeerd, worden door dit enzym gehydrolyseerd. Hierdoor ontstaan vrije vetzuren en monoglyceriden die vervolgens kunnen worden opgenomen door de darmen[3].
Prebiotische vezels: Het microbioom van de galblaas correleert met de bacteriële samenstelling van speeksel en het microbioom van de galwegen vertoont grote gelijkenis met de microbiota van de twaalfvingerige darm. De pathogene mondf lora kunnen, door mechanismen van immunomodulatie, de beweeglijkheid van de galblaas beïnvloeden en zijn zo promotors van galsteenvorming. Prebiotische vezels zijn voedingsstoffen die selectief de groei van gezondheidsondersteunende bacteriën stimuleren. Suppletie van deze vezels bevordert de microbiële diversiteit van de darmen als ook van de galblaas[4].
Taurine: Voldoende taurine normaliseert de galsamenstelling en gal- afvoer, waardoor de vetvertering verbetert en zowel gal- steenvorming als complicaties door galstenen of te dikke gal voorkomen kunnen worden[3,5]. Er blijft meer cholesterol in oplossing wat zorgt voor een verlaging van het cholesterolgehalte in de lever. Taurine is een substraat bij de fase2 ontgifting in de lever. Bij onvoldoende inname via de voeding en/of een zwakke leverfunctie kan er te weinig taurine overblijven voor de galproductie.
Vetoplosbare vitamines: Mensen met (vet)verteringsproblemen hebben in het algemeen ook een tekort aan vetoplosbare vitamines A, D, E en K. Bij inname van de vetoplosbare vitamines in geëmulgeerde vorm, worden deze via de slijmvliezen opgenomen en wordt het verteringsprobleem omzeild[6].
Vitamine C: Vitamine C helpt galstenen te voorkomen. De omzetting van cholesterol naar galzuren vereist een adequate hoeveelheid vitamine C[7].
Referenties
- Trefflich I, Marschall HU, Giuseppe R di, et al. Associations between Dietary Patterns and Bile Acids—Results from a Cross-Sectional Study in Vegans and Omnivores. Nutrients 2020. DOI: 10.3390/nu12010047.
- Mirmiran P, et al. Functional properties of beetroot (Beta vulgaris) in management of cardio-metabolic diseases. Nutr Metab (Lond). 2020. DOI: 10.1186/s12986-019-0421-0.
- Boröström B, Erlanson C. Pancreatic Lipase and Co-Lipase. Eur. J. Biochem. (1973) Pancreatic Lipase and Co‐Lipase – Borgström – 1973 – European Journal of Biochemistry – Wiley Online Library.
- Grigor’eva IN, Romanova TI. Gallstone Disease and Microbiome. Microorganisms. 2020. DOI: 10.3390/microorganisms8060835.
- John YL, Chiang FAASLD, Ferrell LD, et al. Bile Acid Biology, Pathophysiology, and Therapeutics. CLD 2020. DOI: 10.1002/cld.861.
- Khavkin AI, Komarova ON. Malabsorption fat-soluble vitamins ans prospects of their use in liver diseases. Eksp Klin Gastroenterol. 2016;(7):86-94. Russian. PMID: 30284430.
- EASL Clinical Practice Guidelines on the prevention, diagnosis and treatment of gallstones. Journal of hepatology 2016. DOI: 10.1016/j.jhep.2016.03.005.